ADELSHUIS WERD BIOSCOOP

vrijdag, 22 december 2017

Zo'n muur! Oeroud. Hij staat er gewoon nog, overeind temidden van ogenschijnlijk onbelangrijke gebouwonderdelen. Wat is hier het verhaal? Hoe een adelijke stadsresidentie uit de 14de eeuw tot een amusementscentrum uitgroeit en begin 21ste eeuw een alweer ander leven tegemoet ziet.

In de hoge middeleeuwen - dan hebben we het voor Nederland over de 12de, 13de eeuw - was een kasteel een comfortabel onderkomen. Althans, was je heerser over een gebied met de nodige privileges, dan zat je in een door grachten omgeven stenen burcht veel beter dan de burgers en boeren om je heen. Die hadden huizen van hout en vakwerk en leefden met familie en vee om een open haard. 'Open' omdat je er omheen kon lopen; dat brandend hart van je huis was niet afgeschermd.

Een dorp werd een stad. De huizen ontwikkelden zich gaandeweg, werden steniger en als verblijfsplaats plezieriger. Een kasteel werd vanzelf - in elk geval relatief - een tochtig, vochtig lompe plek. Een Heer wilde een voornaam Huis en liet zo'n woning met troonzaal als het kon dichterbij het dynamische leven in de stad neerzetten. Zo zorgden ook de edele heersers van Breda voor zichzelf en hun naasten plus gasten. In de 14de eeuw stond er een Herberghe van de Heer ten noorden van de Grote Kerk, in een stukje stad dat altijd al van de Heren was geweest, naast het vroegere dorpje dat zich gaandeweg onder de rook van het oude kasteel had ontplooid.

De stedelijke residentie was generaties lang een prestigieuze plek waar gasten van heinde en verre een onderkomen kregen, maar werd te langen leste slachtoffer van de Wet op de Remmende Voorsprong. Want in de 16de eeuw waande heer en graaf Hendrik III zich een Vorst van de Renaissance. Hij bouwde een eigentijds, dus Antieck paleis bij het oude kasteel en gaf de Herberghe op. Na opdeling, wegschenking en verkoop van onderdelen van het complex werd een gedeelte van het domein het hart van amusementsgebouwen.

Het zogeheten Hof van Holland was in de 19de eeuw een begrip. Bij een voornaam café hoorde een zaal voor muziek- en toneeloptredens. In de decennia voor de Tweede Wereldoorlog werd het een serieuze bioscoop. 'De Casino' is voor generaties Bredanaars een heuglijke plek geweest. Ook al is het gebouwencomplex naar verhouding erg jong, met 1932 als belangrijk bouwjaar en een bepalende renovatie in 1975, het is intussen óók alweer Cultureel Erfgoed - ten minste als idee.

Het alleroudste is vanzelfsprekend belangrijk genoeg om bewaard te blijven. De betekenis van de resten moet achterhaald, de verhalen verteld worden. De oude bioscoop herbergt een geschiedenis van op zijn minst zevenhonderd jaar. (De kadastrale kaart laat nog altijd stokoude begrenzingen en bouwvolumes zien.) Alles wat na het begin kwam moet zoveel mogelijk gezien en verklaard worden, wat we kennen kunnen we waarderen: hoog of laag. Wat we niet kennen blijft hoe dan ook onbemind.

Zo biedt de nu alweer jaren verlaten bioscoop aan wie het economisch aandurft, aan de ontwerpers en aan de cultuur- en bouwhistorische deskundigen een pracht-uitgangspunt. Duiden wat we zien en wat we dus hebben. En vanaf hier verder. Die knaloranje, dertig centimeter lange bakstenen uit dertienhonderdzoveel zijn opwindend, maar wellicht zijn sommige veel jongere onderdelen dat eveneens. De betekenis gonst hier om ons heen.

HERENHERBERG
LAATSTE NIEUWS | NIEUWSARCHIEF